Verdovingstechnieken: verdoving van oog en oogleden

Verdovingstechnieken: verdoving van oog en oogleden

In de oogheelkunde zijn verschillende soorten verdoving mogelijk, namelijk:

  1. Plaatselijke verdoving
    1. druppel verdoving (topicaal)
    2. infiltratie verdoving (injectie van verdovingsvloeistof onder de huid) parabulbaire (subtenon) verdoving
    3. retrobulbaire verdoving
    4. peribulbaire verdoving
  2. Narcose (algehele verdoving)
  3. Na de verdoving: plaatsen van een ooglidspreider om het oog open te houden

1. Plaatselijke verdoving

a. Druppel verdoving
Bij druppelverdoving, topicale anesthesie genoemd, wordt de buitenzijde van het oog gedruppeld met speciale vloeistof. Deze verdoving kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor het verwijderen van ijzerdeeltjes of andere vreemde materialen, het onderzoeken van het oog door de oogarts (bijv. meting van de oogdruk) of voor operaties aan het oog. Zelfs staaroperaties kunnen met deze vorm van verdoving uitgevoerd worden (zie folder Staar (cataract) en Operatie (met illustraties en animatiefilm)staar). Het nadeel is dat het oog dan wel kan bewegen, de patiënt moet het oog dan goed stil kunnen houden. Soms wordt deze vorm van verdoving bij ons gebruikt voor staaroperaties.

b. Infiltratie verdoving
Deze vorm wordt gebruikt bij ooglidoperaties. De verdovingsvloeistof wordt met een naald onder de huid gespoten.
infiltratie verdoving bij ooglidcorrectie

c. Parabulbaire verdoving (subtenon)
Deze vorm van verdoving wordt in het Deventer ziekenhuis routinematig gebruikt voor de staaroperaties. Eerst wordt het oog verdoofd met druppels. Hierna wordt met een stompe canule, via het slijmvlies, extra verdovingsvloeistof achter het oog geplaatst. Dit voelt u verder niet meer.

Deze verdoving, subtenon anesthesie genoemd, heeft diverse voordelen. De prik voelt u niet meer want het oog is immers al door druppels verdoofd. Tevens is het oog in zijn geheel gevoelloos en onbeweeglijk geworden (het oog staat goed stil tijdens de operatie). Er is geen kans op een complicatie door de prik zelf (zoals bij een retrobulbaire verdoving). Het is een zeer veilige en succesvolle methode in de oogchirurgie.

 *

d. Retrobulbaire verdoving
Hierbij wordt met een naald, via de huid, achter het oog geprikt (dus niet in het oog). Achter het oog komt de verdoving in de trechter (conus) van de oogspieren terecht (vandaar dat het intraconale anesthesie wordt genoemd).
Deze verdoving is op zich veilig, maar wel iets gevoeliger en iets riskanter dan de subtenon-verdoving. De kans op een prik in het oog is aanwezig maar blijft zeer klein. Deze methode wordt vaak in het Deventer ziekenhuis gebruikt bij patiënten die geopereerd zijn of moeten worden voor een netvliesloslating of een glasvocht/netvlies operatie.
  *

e. Peribulbaire verdoving
Bij deze vorm worden meerdere prikjes naast het oog gegeven. De verdoving komt niet in de trechter (conus) van de oogspieren terecht (vandaar dat het extraconale anesthesie wordt genoemd).
Deze verdoving heeft meer kans op complicaties: door de vele prikjes is de kans groter dat het oog aangeprikt wordt. Deze vorm van verdoving wordt niet gebruikt in het Deventer ziekenhuis.
 *

2. Narcose
De meeste oogheelkundige ingrepen kunnen worden uitgevoerd onder plaatselijke verdoving. Soms is algehele verdoving of narcose nodig, bijvoorbeeld bij patiënten die absoluut niet stil kunnen liggen, bij bepaalde operaties (bijv. scheelzien, traanwegoperaties) of bij langdurige operaties (bijv. bij een glasvochtoperatie).

3. Na de verdoving van het oog
Na de verdoving wordt het oog opengehouden met een ooglidspreider zodat u het oog niet kunt sluiten. Hierna kan aan het oog geopereerd worden. Het andere oog mag u dicht of openhouden, dat maakt voor de operateur niet veel uit.
Tijdens de operatie wordt het oog er niet uitgehaald, dit is onmogelijk!

De figuren, gemerkt door een *, zijn afkomstig van Alcon (E. Kruif), met toestemming. 

error: Niets van deze website mag worden gekopieerd
Scroll naar boven