Kunstlens meting (biometrie)
Inhoudsopgave:
- Algemeen
- Voorbereidingen
- Het onderzoek van een kunstlensmeting zelf:
- IOL master
- ultrasonografie
- corneatopografie
- Verwachtingen
- De betrouwbaarheid van de kunstlensmetingen
1.Algemeen
Wanneer de oogarts in het oog staar (cataract) ontdekt, betekent dit dat de lens troebel geworden is. Tijdens een staaroperatie wordt de eigen ooglens verwijderd. Er moet dan een kunstlens teruggeplaatst worden. De ooglens wordt soms ook verwijderd tijdens andere operaties, zoals bij een glasvocht / netvliesoperatie. De sterkte van de kunstlens is voor iedereen anders. Daarom wordt vóór de operatie de juiste sterkte van de kunstlens bepaald. Dit wordt biometrie genoemd.
2. De voorbereidingen
Voor dit biometrie-onderzoek zijn geen speciale voorbereidingen nodig. U kunt dus gewoon eten en eventuele medicijnen innemen. Meestal wordt deze meting direct tijdens het poli-bezoek verricht.
Bij de biometrie wordt de lengte van het oog en de kromming van het hoornvlies bepaald. De lengte van het oog is de afstand tussen het hoornvlies (aan de voorzijde) en het netvlies aan de achterzijde:
Bij contactlensdragers wordt de biometrie-meting later verricht. De contactlenzen moeten worden uitgedaan gedurende een bepaalde periode. Het hoornvlies moet zich namelijk eerst herstellen en de natuurlijke vorm terug krijgen. Op dat moment is een betrouwbare meting mogelijk. Harde lenzen hebben méér effect op de vorm van het hoornvlies dan zachte lenzen. Harde lenzen moeten dan ook gedurende een langere periode uitgedaan worden.
Indien gekozen wordt voor een standaard kunstlens, is het beter dat u de zachte lenzen 2 wk en de harde (zuurstofdoorlatende) contactlenzen 3 weken vóór de lensmeting uit doet (dit advies kan per ziekenhuis verschillen). Bij speciale kunstlenzen (multifocale en torische kunstlens, Artisan of Artiflex lenzen) moeten de contactlenzen voor een langere periode uitgedaan worden. De zachte contactlens mag 2 weken niet gedragen worden, een harde zuurstofdoorlatende contactlens mag 4 weken niet worden gedragen (bij de harde lens kunt u zo nodig in de tussenliggende periode overgaan op een zachte contactlens zodat het zicht in deze periode beter is).
Samengevat, het volgende advies:
zachte contactlens |
harde contactlens |
|
standaard monofocale kunstlens |
voorkeur: 2 wk vóór |
voorkeur: 3 week vóór |
Torische kunstlens |
2 wk (incl. corneatopogram) |
4 wk (incl. corneatopogram) |
Restor kunstlens |
2 wk (incl. corneatopogram) |
4 wk (incl. corneatopogram) |
Artisan-flex kunstlens |
2 wk (incl. corneatopogram) |
4 wk (incl. corneatopogram) |
(Opm: de in de tabel vermelde duur kan per ziekenhuis verschillen. Vraagt dit na bij uw eigen oogarts)
Om hoornvliesafwijkingen uit te sluiten, verrichten wij een hoornvlies-scan (zie folder corneatopografie).U kunt op eigen gelegenheid naar het ziekenhuis toekomen. Ook voor de thuisreis heeft u geen begeleiding nodig. Zelf autorijden is na dit onderzoek geen probleem. De lensmeting wordt op de polikliniek Oogheelkunde gedaan, duurt niet lang en is niet pijnlijk. Bij dit onderzoek worden altijd beide ogen opgemeten. Dus als het andere oog later (binnen 2 jaar) ook moet worden geopereerd, is dit onderzoek niet nog een keer nodig. Het onderzoek wordt verricht door de TOA (technisch oogheelkundig assistent) of de optometrist.
3. Het onderzoek zelf
Voor het bepalen van de sterkte van de kunstlens zijn 2 parameters van belang: de lengte van de oog-as en de kromming van het hoornvlies. De ooglensmeting kan worden verricht op 2 verschillende manieren:
2a. IOL master
U neemt plaats achter een apparaat en u hoeft alleen naar een lichtje te kijken. Dit onderzoek duurt ongeveer 10 minuten. Uw oog hoeft hierbij niet verdoofd te worden. Ongeveer 90% van de patiënten kan met dit apparaat gemeten worden. Bij 10% van de patiënten is het niet mogelijk om dit apparaat te gebruiken.
3b. de Ultrasonografie (USG):
Soms is de ooglens erg troebel of zijn er troebelingen in het oog aanwezig waardoor de meting met de IOL master niet mogelijk is. In dat geval wordt de meting verricht met geluidsgolven, de USG genoemd. Voor deze meting zit u rechtop in een stoel. Uw ogen worden gedruppeld zodat ze wat gevoelloos worden (deze oogdruppels werken niet pupilverwijdend). Met een kleine platte pen wordt tegen het hoornvlies getikt om de oogaslengte te bepalen. Dit onderzoek is door de druppels geheel pijnloos en duurt slechts 10 min.
3c. de Corneatopografie
Een cornea-topogram wordt soms verricht bij verdenking op bepaalde hoornvliesaandoeningen (bijv. keratoconus). Een cornea-topogram is een onderzoek waarbij een gedetailleerde scan van het hoornvlies wordt gemaakt. In ons centrum wordt o.a. een cornea-topogram gemaakt bij patiënten die contactlensdragers zijn. Voor meer informatie met illustraties van een cornea-topogram → lees verder.
4. Verwachtingen
Met deze oogmeting is het mogelijk om de kunstlenssterkte nauwkeurig te meten. Echter, de formules die de apparaten gebruiken om de sterkte te bepalen, gaan uit van de “gemiddelde Nederlander”. Variaties kunnen dus altijd aanwezig zijn bij een individuele patiënt. Bij patiënten met een forse bijziendheid of verziendheid wordt de oogmeting verricht met beide apparaten. Dit om de nauwkeurigheid van de meting te vergroten.
5. De betrouwbaarheid van de kunstlensmetingen
De oogarts bepaalt vóór de operatie welke sterkte de kunstlens die in het oog wordt gebracht, moet hebben. Vaak is de wens om op een sterkte van ongeveer 0 uit te komen (d.w.z., dat er geen bril voor veraf nodig is na de operatie). Soms wordt bewust een kunstlenssterkte gebruikt waarbij na de operatie wel een bril nodig is, hetgeen afhankelijk kan zijn van de brilsterkte van het andere oog (bijv. als iemand aan 1 gezond oog een brilsterkte heeft van -5 dioptrie, dan is de gewenste sterkte van het te opereren oog na de operatie bijvoorbeeld -3 dioptrie). De oogarts zal dit van tevoren met u bespreken.
Ongeveer 3-5 weken ná de operatie wordt een brilmeting verricht door de optometrist. Dan pas zal blijken hoe sterk de eventuele benodigde bril moet worden. In een ideale situatie komt deze brilsterkte overeen met de gemeten waarde vóór de operatie (tijdens de kunstlensmeting). Echter, de formules die de apparaten gebruiken om de sterkte te bepalen, gaan uit van de “gemiddelde Nederlander”. Variaties kunnen dus altijd aanwezig zijn bij een individuele patiënt. Dit betekent dat de gewenste brilsterkte kan afwijken van de gemeten waarde vóór de operatie.
Het verschil tussen de uiteindelijk gemeten brilsterkte (na de operatie) en de berekende waarde vóór de operatie zegt iets over de betrouwbaarheid van de kunstlensmetingen.
De betrouwbaarheid van de kunstlensmetingen (onderzoek Deventer ziekenhuis) (vlgs de IOL master):
- aantal metingen: 1133 ogen
- het gemiddelde verschil bij alle patienten: 0,035 dioptrie (standaard deviatie: 0.48)
(dit getal zegt iets over de a-constante van het apparaat. Het betekent dat de metingen gemiddeld zeer goed zijn. Het apparaat wijkt dus niet af naar teveel bijziendheid of teveel verziendheid. Echter het getal zegt niet alles. Immers, stel dat de meting van de ene patient uitkomt op een brilsterkte van -2 (dus teveel bijziend) en de andere patient op +2 (dus teveel verziend), dan is het gemiddelde 0 dioptrie. Dit betekent dat het apparaat gemiddeld genomen niet teveel afwijkt naar de bijziende of verziende kant. Echter, in dit voorbeeld zit het apparaat voor de individuele patient wel gemiddeld 2 dioptrie ernaast (de patient is er niet gelukkig mee). Vandaar dat wij ook het gemiddelde absolute verschil hebben berekend (dus hoever zit de meting er gemiddeld naast bij een individuele patient): - het gemiddelde verschil (in absolute waarde): 0,36 dioptrie (standaard deviate: 0,32)
- Door het registeren van de operatiegegevens, het continu aanpassen van de formules en het verbeteren van de meetmethoden, zijn we in staat gebleken om bovengenoemde verschillen zo klein en gunstig mogelijk te maken. Samengevat zijn onze kunstlensmetingen zeer nauwkeurig te noemen.
Details
De sterkte van een kunstlens is afhankelijk van de hoornvlieskromming (K), de lengte van het oog (aslengte, AL) en de eigenschappen van de kunstlens zelf (a-constante, A). Bij de biometrie worden deze getallen bepaald en wordt de kunstlenssterkte (power P) vervolgens berekend met een standaardformule:
P = A – (2.5AL + 0.9K). Het getal P wordt uitgedrukt in een getal “dioptrie of D”.
Hieruit volgt dat als een oog 1 mm langer is (bijziendheid), de lenssterkte 2.5 dioptie zwakker wordt.
De sterkte van een kunstlens kan niet zo maar vertaald worden naar de brilsterkte. Hiervoor geldt een vuistregel: een kunstlens van 3 D komt overeen met 2 D op het hoornvliesvlak en 1.82 D op brilnivo.
Een verandering van 1 D in de kunstlens geeft een verandering van 0.7 D in de bril.