Ectropion: naar buiten gedraaid onderooglid

Ectropion: naar buiten gedraaid onderooglid

Inhoudsopgave Naar buiten gedraaid of gekanteld onderooglid:

  1. Wat is een ectropion?
  2. Klachten
  3. Oorzaken en Onderzoek
  4. Operatieve correctie van het involutioneel ectropion
  5. Resultaten
  6. Bloedverdunners
  7. Complicaties en bijwerkingen
  8. Animatiefilm

1. Wat is een ectropion?
Aan het einde van de folder staat een animatie. Ectropion is een naar buiten gedraaide rand van het onderooglid door dat de rand verslapt is. De afwijking veroorzaakt klachten en is cosmetisch storend omdat de rode binnenzijde van het ooglid zichtbaar is. Het slijmvlies van het onderooglid kan verdikt raken (keratinisatie van de tarsale conjunctiva). Vaak is het oog geïrriteerd omdat het ooglid minder goed sluit. Wilt u meer weten over de bouw en functie van de oogleden, zie folder bouw/functie oogleden op de website www.oogartsen.nl.
naar buiten gedraaid onderooglid

2. Klachten van een ectropion
Het onderooglid zorgt ervoor dat de tranen afgevoerd worden naar het traanafvoer systeem (het onderooglid heeft een pompfunctie). Bij een ectropion functioneert het onderooglid niet goed meer waardoor de tranen niet goed getransporteerd worden naar het afvoerkanaaltje van de traanwegen (aan de neuskant in het onderooglid). Dit afvoerkanaaltje (de traanpunt) maakt zelf vaak ook geen contact meer met het oog. Dit leidt tot een tranend oog (zie folder tranende ogen). Vaak is het oog geïrriteerd omdat het ooglid minder goed sluit. De afwijking is bovendien cosmetisch storend.

3. Oorzaken van een ectropion
Er zijn verschillende vormen van ectropion; een ectropion kan gerelateerd zijn aan of veroorzaakt worden door:

  • Leeftijd (“involutioneel ectropion”): op oudere leeftijd wordt een ectropion meestal veroorzaakt door veroudering van de weefsels van het ooglid, waardoor horizontale verslapping optreedt. De mate van horizontale verslapping (laxiteit) kan worden bepaald door bepaalde functietesten (zie later).
  • Huidziekten en littekens (“cicatricieel ectropion”): deze littekens kunnen veroorzaakt zijn door chemische verbrandingen, ongevallen of chronische ontstekingen. Deze ontstekingen kunnen weer het gevolg zijn van allerlei huidziekten (rosacea, atopische / eczemateuze dermatitis, herpes zoster infecties) en door zwelling als gevolg van een infectie of een tumor. De afwijking heeft als gevolg dat er een tekort aan huid ontstaat en daaronder een ectropion door een infectie van het ooglid.

    Afb: roodheid en verharding van het slijmvlies aan de binnenzijde van het onderooglid (keratinisatie van de tarsale conjunctiva genoemd)
  • Verlammingen (“paralytisch ectropion”): de spieren van de oogleden worden aangestuurd door de 7e hersenzenuw. Bij tijdelijke of permanente uitval van de zenuw functioneren de oogleden niet meer goed. Het knipperen en het sluiten van de oogleden verloopt niet goed.
  • Mechanisch (“mechanisch ectropion”): door het gewicht van een ooglidgezwel kan het onderooglid naar beneden gaan hangen.
  • Aangeboren afwijking (“congenitaal ectropion”): dit komt zeer zelden voor.

4. Onderzoek
Bij het oogonderzoek worden de volgende aspecten beoordeeld:

  1. Het bepalen van de horizontale verslapping van het onderooglid
    • de snap-back test: dit is de mate waarin het onderooglid van de oogbol kan worden getrokken en de snelheid  waarmee het ooglid weer de oude positie inneemt bij het loslaten ervan. Dit zegt iets over de mate van de horizontale verslapping.
    • de laterale laxiteit (de laterale distractietest): dit is de mate waarin het ooglid naar de buitenzijde kan worden verplaatst om het ooglid goed tegen de oogbol te laten aansluiten (‘medial canthal tendon laxity’).
    • de mediale laxiteit: dit is de mate waarin het ooglid naar de binnenzijde kan worden verplaatst om het ooglid goed tegen de oogbol te laten aansluiten.
  2. Oogleden dichtknijpen: dit laat zien of het onderooglid naar binnen kantelt bij het dichtknijpen van het oog (zie folder spastisch entropion). Dit in tegenstelling tot een ectropion.
  3. Beoordelen van de huid en het slijmvlies (aanwezigheid van littekens, ontstekingen en gezwellen).
  4. Stand van ooglid na het openen van de mond (ectropion neemt toe bij een cicatricieel ectropion).
  5. Het bepalen of het ectropion aan de neus- of buitenzijde zit. Hier een voorbeeld van een ectropion aan de neuszijde:

5. Operatieve correctie van het involutioneel ectropion
De operatieve correctie wordt bepaald door de oorzaak van het ectropion. De meest voorkomende oorzaak van een ectropion is verslapping van het onderooglid (involutioneel). Deze verslapping kan verholpen worden door het ooglid strakker te zetten, soms in combinatie met inkorten van de weefsels aan de binnenkant van het ooglid. Deze ingreep vindt poliklinisch plaats, wordt onder plaatselijke verdoving verricht en duurt ongeveer 30 minuten. Het resultaat is mede afhankelijk van de duur van de afwijking: hoe langer de afwijking bestaat hoe moeilijker de correctie is. Immers bij een langer bestaand ectropion is het slijmvlies aan de binnenzijde van het ooglid vaak rood en verdikt, hetgeen na de ingreep meestal langzaam herstelt.

De meest voorkomende operatietechniek is het “lateraal inkorten van het ooglid” of “de laterale block excisie“. Deze techniek ziet er schematisch als volgt uit:

  • Het ooglid wordt plaatselijk verdoofd en met een steriel laken afgedekt.
  • Er wordt een horizontale snee onder de ooglidrand gemaakt.
      
  • Het onderooglid wordt in de buitenooghoek verticaal ingeknipt; het te slappe ooglid wordt dan ingekort (het gearceerde deel).
  • Het onderooglid wordt weer vastgehecht in de buitenooghoek (aan de stomp van de pees of het “laterale ligament”).
  • De huid onder de ooglidrand wordt gehecht met niet-oplosbare hechtingen. Deze
    hechtingen worden na 1 week verwijderd op de polikliniek.
      

Soms ligt het traanpuntje al langere tijd niet meer tegen het oog aan waardoor het traanpuntje vernauwd is. Daarom wordt dit traanpuntje tijdens de operatie gecorrigeerd zodat het zijn normale positie weer inneemt (4 snip procedure) en/of wordt het opgerekt om de opening te vergroten (3 snip procedure).

Alternatieve operatietechnieken
Soms wordt gekozen voor een andere techniek.

1.  Retropunctale diamandexcisie
Bij een ectropion aan de binnenzijde (neuszijde) van het onderooglid, ligt de traanpunt (afvoer traanvocht) niet goed meer tegen de oogbol. De tranen worden dan niet meer goed afgevoerd, hetgeen leidt tot een tranend oog. Bij een diamandexcisie wordt een klein stukje weefsel (ruitvormig) verwijderd aan de binnenzijde van het onderooglid bij de traanpunt. Hierdoor komt de traanpunt beter tegen de oogbol te liggen.

2.  Wigexcisie of pentagonaal blok
Soms wordt in plaats van bovengenoemde operatietechniek een stukje (wigje) uit het onderooglid gehaald om het slappe ooglid in te korten. De wond wordt dan gesloten. Soms worden de behandeling 1/ en 2/ gecombineerd (lazy-T genoemd).

  

3.  Verwijderen tumor en reconstructie
Bij een gezwel (“mechanisch ectropion”) wordt eerst het gezwel verwijderd en wordt het ooglid vervolgens gereconstrueerd. De operatietechniek is afhankelijk van de grootte van de wond.

4. Transplantaat en reconstructie
Bij een ectropion door een tekort aan huid (“cicatricieel ectropion”) is het meestal nodig huid aan te vullen. Dit gebeurt door de huid onder het ooglid aan te vullen met een huidtransplantaat (uit het bovenooglid, uit het andere bovenooglid, of van achter het oor). Deze ingrepen worden zelden verricht en vinden plaats in een daarvoor gespecialiseerd centrum.

Bloedverdunners
Bij ooglidcorrecties wordt bij voorkeur gestopt met bloedverdunners om (na)bloedingen te voorkomen. Met het gebruik van deze medicijnen moet tijdig voor de operatie worden gestopt: ascal/acetylsalicylzuur 7-10 dagen, marcoumar 7 dagen, sintrom (acenocoumarol) 5 dagen. U dient dit wel eerst te overleggen met uw huisarts of de specialist die deze bloedverdunners heeft voorgeschreven. Indien de bloedverdunners niet mogen worden gestopt, dan dient u dit met de oogarts te overleggen.

6. Resultaten
Meestal lukt het met 1 operatie om het onderooglid weer op zijn oorspronkelijke plaats te krijgen. Soms is het niet mogelijk om een perfect resultaat te krijgen, dit is afhankelijk van de duur van de aandoening. Het litteken onder het ooglid is vrijwel niet meer zichtbaar na enkele weken. Het is niet altijd mogelijk om een tranend oog te verhelpen.

7. Complicaties en bijwerkingen
Er doen zich zelden problemen voor na een operatieve correctie. Meestal is de patiënt van zijn klachten af. Mogelijke complicaties of bijwerkingen zijn:

  • bloeduitstorting: meestal is het onderooglid tijdelijk wat rood door een bloeduitstorting; dit trekt geleidelijk aan weg.
  • afscheiding: tijdens de eerste week na de operatie komt er wat afscheiding uit het oog. Dit is ingedroogd wondvocht uit de wond in de buitenooghoek. Het is dus niet iets om u zorgen over te maken en het wijst niet op infectie. (Infectie komt na deze operatie vrijwel nooit voor). Voorzichtig deppen met lauw water is voldoende om afscheiding en korsten te verwijderen.
  • gevoeligheid: vaak blijft de buitenooghoek de eerste weken na de operatie gevoelig. Dit wordt geleidelijk minder.
  • ondercorrectie: meestal treedt na correctie van ectropion een aanzienlijke verbetering op, soms bereikt men echter geen volledig normale situatie.
  • wondgenezing: zelden treedt er een stoornis in de wondgenezing op of bestaat er een kleine inkeping in de ooglidrand (notch).
  • kleurverschillen: wanneer een huidtransplantaat wordt gebruikt zal dat – door littekens en kleurverschillen van de huid – meestal enigszins zichtbaar blijven. Bij deze operatie moet afgewogen worden wat zwaarder weegt: een enigszins zichtbaar transplantaat, of een afstaand onderooglid.
    Indien u vragen heeft over deze aandoening kunt u die altijd stellen aan uw behandelend oogarts.

8. Animatiefilm (Engels)

error: Niets van deze website mag worden gekopieerd
Scroll naar boven