Natte / Tranende ogen (epifora) bij kinderen
Inhoudsopgave:
- Inleiding: traanweg en opbouw van de traanfilm
- De aanmaak van tranen (traanproductie)
- De afvoer van tranen
- Oorzaken van een tranend oog (algemeen)
- Oorzaken van een tranend oog bij kinderen
- Behandeling
- conservatief
- sondage
- intubatie van een siliconen slangetje
- dacryocystorhinostomie (DCR)
- Animatie traanfilm
1. Inleiding
Iedereen heeft weleens last van tranende ogen, bijv. bij het buiten lopen met harde wind of wanneer er een zandkorrel in het oog waait. In dat geval ontstaan tranen als gevolg van een tijdelijke overproductie van traanvocht doordat de traanklier reflexmatig tot overproductie wordt aangezet. Wanneer de ogen chronisch tranen, gaat het voor de patiënt een probleem opleveren. Er kunnen verschillende oorzaken zijn van een tranend oog. Er kunnen verschillende oorzaken zijn van een tranend oog. Voor informatie over:
- tranende ogen bij volwassenen → zie folder tranende ogen bij volwassenen.
- tranende of plakkerige ogen bij kinderen → zie deze folder
2. De aanmaak en afvoer van tranen
2a. De aanmaak van tranen (traanproductie)
De normale tranen worden met name geproduceerd door de kleine klieren van het slijmvlies van het oog (het witte deel). Dit wordt de basale secretie genoemd. De traanklier, gelegen aan de zijkant van het bovenooglid, reageert bij emotie of oogirritatie en produceert dan méér traanvocht. Dit worden reflex-tranen genoemd. De ene persoon traant veel makkelijker dan de andere. De traanklier produceert m.n. extra tranen als er andere factoren aanwezig zijn die de traanklier aanzetten tot het produceren van extra tranen. De overtollige tranen worden afgevoerd via de traanwegen naar de neus. Iedere knipperslag zet een pompwerking van het ooglid in, waardoor de tranen via de traanwegen worden afgevoerd.
2b. De afvoer van tranen
In het boven-en onderooglid zitten aan de neuskant 2 kleine openingen, de traanpunten (nr 2), die in verbinding staan met traankanaaltjes van ongeveer 1 mm diameter (de canaliculi, nr 3).
Deze bovenste en onderste kanaaltjes komen samen en monden vervolgens uit in de traanzak (4). Vanaf de traanzak loopt, door het bot van de neus, een dikker kanaal(neustraankanaal of ductus nasolacrimalis (nr 5) dat in de neus uitmondt (6). De tranen lopen niet zomaar in de traanwegen, ze worden erin gepompt. Deze pomp wordt aangedreven door de knipperbeweging van de oogleden. Het traanvocht wordt als het ware door de oogleden naar de traanpunten gepompt. De oogleden (waarin een kringspier loopt) spelen dus een belangrijke rol bij het transport van de tranen naar het afvoersysteem. Daarnaast verdwijnt ongeveer 10-20% van de tranen door verdamping. De meeste tranen worden actief afgevoerd door de pompfunctie van de oogleden (de kringspier in de oogleden ofwel de orbicularisspier genoemd).
Dit verklaart waarom men moet snuiten na huilen. Hoewel de tranen ook verdampen aan de buitenlucht, worden ze met name afgevoerd via het traanwegsysteem. Naast het “smeren” hebben de tranen ook een afweerfunctie en voeren ze viezigheid af. Bij een verstopt systeem gaat dit niet en kunnen ziektekiemen een ontsteking veroorzaken. Samengevat spelen dus de volgende factoren een rol bij de afvoer van tranen: de verdamping, de pompfunctie van de oogleden (het transport) en het afvoersysteem (traankanaal).
3. Oorzaken van een tranend oog (algemeen)
Voor een optimale bevochtiging van het oog zijn 3 factoren van belang, namelijk a) de traanproductie, b) de kwaliteit van de oogleden (de pompfunctie) en c) het afvoersysteem. Er zijn vele oorzaken van een tranend oog, soms wordt echter geen duidelijke oorzaak gevonden.
De oorzaken kunnen worden verdeeld in
- Te hoge traanproductie
Dit kan o.a. ontstaan door een vuiltje in het oog, bepaalde ooglidafwijkingen, ontstekingen van de oogleden of van het oog. - Een functiestoornis van de traanpomp
De tranen lopen niet zomaar in de traanwegen, ze worden erin gepompt tijdens het knipperen van de oogleden. Deze traanpomp wordt aangedreven door een normale knipperbeweging van de oogleden. Een tranend oog dat veroorzaakt wordt door een onvoldoende pompfunctie is dan ook geen ‘anatomische’ of echte verstopping, maar een functiestoornis. De pompwerking wordt verstoord door bijvoorbeeld een te slap ooglid of verlammingen van de ooglidspieren. - Afwijkingen van het traan-afvoersysteem
Het directe afvoersysteem bestaat uit de traanpunt, het traankanaaltje, de traanzak en/of het traanneuskanaal. Er kan in dit systeem een vernauwing of verstopping aanwezig zijn, bijvoorbeeld door een aangeboren afwijking, ontsteking, ongeval of zonder duidelijke oorzaak. Bij kinderen in het eerste levensjaar komt een tranend oog vrij vaak voor. In dat geval is de oorzaak een afwijking van het traan-afvoersysteem. De ingang van het traanneuskanaal naar de neus is dan nog niet geopend. Het betreffende oog traant en is ook vaak vies of plakkerig. Vaak opent het kanaal zich spontaan binnen het eerste levensjaar en verdwijnen de klachten.
4. Oorzaken van een tranend oog bij kinderen
Een tranend oog bij kinderen kan de volgende oorzaken hebben:
4a. Neusverkoudheid
De traanwegen zijn bij kinderen nauwer dan bij volwassenen. Bij een ontsteking in de neus (neusverkoudheid) zwelt het neusslijmvlies en ontstaat er al vrij snel ook een verstopping van de traanwegen. Hierdoor ontstaan tranende en vieze, plakkerige oogjes. De verstopping is tijdelijk van aard en gaat weer over als de ontsteking genezen is. Dit is geen reden tot ongerustheid.
4b. Aangeboren verstopping van de traanwegen (congenitale nasolacrimale obstructie)
Bij kinderen in het eerste levensjaar komt een tranend oog vrij vaak voor, al vaak vanaf de geboorte of kort daarna. Tevens kan er sprake zijn van afscheiding of plakkerige ogen.
In dat geval kan het voorkomen dat het vliesje (membraan) tussen het traanneuskanaal (5) en de neus (6) nog niet is geopend. De verstopping bevindt zich bij de uitmonding van het traankanaal in de neus (de klep van Hasner genoemd). Het betreft een aangeboren verstopping van de traanwegen (congenitale obstructie).
Bij kinderen onder de 6 maanden zit de overgang van het traankanaal (5) en de neus (6) vaak nog dicht. Er zit daar een 2-lagige membraan (van Hasner), afkomstig van het slijmvlies van het traankanaal en van het neusslijmvlies, die later spontaan opengaat. De diameter van het traankanaal is ongeveer 3.5 mm tot 5.5 mm (afhankelijk van studies). Spontaan herstel treedt bij ongeveer 90-95% van de kinderen op. Een tranend oog bij een baby tot 6-12 maanden oud is dan ook meestal geen reden tot bezorgdheid en de kans is groot dat het vanzelf over gaat.
In het algemeen opent het kanaal dus zich spontaan binnen het eerste levensjaar (en vaak < 6 maanden) en verdwijnen de klachten weer. Bij kinderen blijkt dat tijdens de groei de lengte (hoogte), de diameter en het volume toeneemt van het traankanaal (ductus nasolacrimalis) in de periode van 2 weken tot 3 jaar (waarbij dit m.n. optreedt in de eerste 6 maanden). Door de holtevorming in het traankanaal en de hydrostatische druk (door toename van het volume) gaat het traankanaaltje waarschijnlijk spontaan open [studie Ophthalmology 2011]). Deze aangeboren verstopping komt frequent voor, mogelijk bij 10-50% van de baby’s (gemiddeld 20% in het eerste jaar). Bij slechts een klein deel van de kinderen (2-6%) leidt het tot klachten van tranende plakkerige ogen. De meeste afsluitingen gaan spontaan open binnen 4-6 weken na de geboorte.
Tranen bestaan voor > 90% uit water en voor de rest uit eiwitten, slijm en vet. Door uitdroging van de tranen (verdamping van het waterig deel in de tranen) blijft een plakkerige substantie over. Behalve tranen kan er ook een vieze afscheiding optreden. Een vies oog ontstaat dus niet zozeer door een infectie maar door ingedroogde tranen (ingedroogd slijm en vet). Meestal openbaart het zich rond de 3e-4e week na de geboorte. Het komt vaker éénzijdig (2/3 van de gevallen) dan tweezijdig (1/3) voor. De meeste afsluitingen gaan dus spontaan open binnen 4-6 weken na de geboorte.
4c. Dacryocystocele
Een verwijde traanzak bij de geboorte, zonder ontstekingsverschijnselen, kan voorkomen bij een dacryocystocele of een mucocele. Dit treedt op als de ductus nasolacrimale (neustraankanaal) is verstopt waardoor slijm en vruchtwater zich ophopen in de traanzak.
4d. Overige
Een infectie van de traanwegen komt bij kinderen zelden voor. Kenmerken zijn een rood en gezwollen ooglid, meestal aan de neuszijde.
Aanlegstoornissen van de traanwegen, al dan niet gecombineerd met andere aangeboren afwijkingen van het gelaat, komen zelden voor.
5. Behandeling
De behandeling van een tranend oog in het algemeen wordt in een andere folder beschreven → zie folder tranende ogen bij volwassenen. Hierna wordt de behandeling beschreven bij kinderen met een tranend oog. Wanneer een kind last blijft houden van een tranend oog kan worden geprobeerd de verstopping op te heffen. Dit kan als volgt plaatsvinden:
5a. Conservatief: massage en antibiotica
Bij kinderen gaat de stop voor de neusingang (in het neustraankanaal) vaak spontaan in de eerste 9 tot 12 maanden open. In de tussentijd kan men d.m.v. massage proberen de inhoud van de traanzak leeg te drukken richting de neus. De traanzak bevindt zich in de binnenste ooghoek aan de neuszijde. Bij een infectie kan men tevens antibioticadruppels geven.
5b. Sondage van de traanwegen (“probing”)
Wanneer het probleem toch aanhoudt, is sonderen in verreweg de meeste gevallen een afdoende oplossing. Bij sondage wordt de traanweg voorzichtig doorgeprikt. Een stompe canule (metalen staafje) wordt via de traanpunt door de traanwegen tot in de neus gebracht. De sonde loopt in de richting van 2 → 3 → 4 → 5 → 6.
Hierdoor wordt de verstopping bij de uitmonding van het traankanaal in de neus opgeheven. Deze ingreep wordt verricht in dagbehandeling onder een roesje. Sondage wordt bij voorkeur verricht vanaf een leeftijd van 1 jaar. In het algemeen is sondage de voorkeursbehandeling bij kinderen tussen de 1 en 3 jaar. Indien vóór het 1e levensjaar veel klachten bestaan van een tranend of een vies oog, kan men de sondage wat vervroegen.
Er zijn aanwijzingen dat sondage bij een ouder kind (na 1,5 jaar) minder effectief is. Als na sondage toch weer klachten ontstaan, kan een her-sondage of evt ’tubing” overwogen worden.
Sondage is niet altijd mogelijk, bijv. bij de aanwezigheid van zeldzame anatomische afwijkingen van het traanafvoersysteem.
5c. Intubatie van een siliconenslangetje (“tubing”)
Wanneer het tranen na sondage blijft bestaan, kan de behandeling bestaan uit het plaatsen van een siliconenslangetje in de traanwegen. Bij kinderen vanaf 3 jaar is sondage alléén, zonder slangetje, vaak niet effectief genoeg. Het plaatsen van een siliconenslangetje (tubing) is dan ook de voorkeursbehandeling bij kinderen vanaf het 3e jaar.
Bij een intubatie van een siliconenslangetje worden de traanwegen eerst opgerekt of gesondeerd m.b.v. een metalen staafje (zie “sondage”). In het traanwegsysteem wordt hierna een plastic slangetje achtergelaten (siliconen-tube). Meestal laat men het slangetje ongeveer 2-3 maanden op zijn plaats zitten. Het doorzichtige slangetje loopt vanuit de ooghoek, door beide traanpunten en traanbuisjes richting de neus. De siliconenslang wordt onderin de neus aan het slijmvlies vastgehecht. Méér dan 80% van de kinderen heeft baat bij deze behandeling.
5d. Dacryocystorhinostomie (DCR)
Indien de voorgaande stappen niet helpen of niet mogelijk zijn, kan men overgaan op een DCR. Bij deze operatie wordt een verbinding gemaakt in het bot tussen de traanzak (4) en de neus (6). Dit is in de tekening weergegeven dmv een groen blokje. Hierdoor wordt de verstopping (blauw) in het neustraankanaal (5)gepasseerd. Voor meer informatie over een DCR → zie folder traanwegoperatie.
Samengevat
Bij een leeftijd < 1 jaar: afwachten, evt massage en antibiotica.
- Bij een leeftijd tussen 1-3 jaar: sondage (“probing”).
Indien dit onvoldoende helpt dan- evt herhalen van de sondage of
- sondage met achterlaten van een siliconenslangetje (“tubing”)
- Bij een leeftijd > 3 jaar: sondage met achterlaten van een siliconenslangetje (“tubing”).
Indien niet effectief, dan- evt herhalen van een intubatie (tubing) of
- een traanwegoperatie (DCR)
7. Animatiefilm (Engels: traanfilm)