Monovisie (1 oog lezen, 1 oog vertezien), Bioptics (combinatie behandeling)
Inhoudsopgave
- Wat is Monovisie
- Monovisie van nature aanwezig
- Monovisie bij contactlensgebruik
- Monovisie na refractie chirurgie
- Monovisie na een staaroperaties
- Monovisie bij scheelzien (dubbelbeelden)
- Bioptics (combinatie behandeling)
- Animatie / film
1. Wat is Monovisie
1a. Refractie afwijkingen
Om scherp te zien is het nodig dat lichtstralen uit de buitenwereld precies op het netvlies van het oog samenvallen. Het brekend systeem in het oog bestaat uit het hoornvlies en de ooglens. Indien de lichtstralen of beelden uit de buitenwereld niet precies samenvallen op het netvlies, is er sprake van een refractie- of brekingsafwijking. Refractie-afwijkingen kunnen bestaan uit bijziendheid (myopie), verziendheid (hypermetropie), cylindrische afwijkingen (astigmatisme) of ouderdomsverziendheid (presbyopie). In de volgende afbeeldingen staat een hypermetroop oog (verziendheid waarbij de lichtstralen achter het netvlies vallen) en een myoop oog (bijziendheid waarbij de lichtstralen voor het netvlies vallen):
Er kunnen verschillende redenen zijn om voor een refractieve ingreep te kiezen: problemen met bril of contactlenzen, streven naar bril-onafhankelijkheid.
1b. Monovisie
Bij mensen gaat rond het 42ste levensjaar het accommodatievermogen langzaam achteruit (presbyopie genoemd, → lees verder voor details over accommodatie en presbyopie). Hierdoor kan men moeilijker dichtbij kijken (lezen). De mate van accommodatie is afhankelijk van de leeftijd. In de loop der tijd wordt men afhankelijk van een leesbril.
Monovisie (monovision) is een manier om de presbyopie, of het verlies van accommodatie, te compenseren door het afwisselend scherp kijken met één van de ogen. Het ene oog ziet scherp op afstand, maar wazig dichtbij (de brilsterkte is dan op afstand “nul”). Het andere oog ziet scherp dichtbij, maar wazig veraf (de brilsterkte ligt dan op afstand tussen ongeveer -1 en -2.5 dioptrie).
Monovisie herstelt niet het accommodatievermogen maar compenseert het verlies ervan. Monovisie kan op verschillende manieren aanwezig zijn of tot stand komen:
- monovisie van nature aanwezig
- monovisie bij contactlens gebruik
- monovisie na refractie chirurgie
- monovisie na een staaroperatie
- monovisie bij scheelzien (dubbelbeelden)
2. Monovisie van nature aanwezig
Monovisie kan van nature al aanwezig zijn.
Bij één oog vallen de lichtstralen, afkomstig van een object op afstand, precies op het netvlies (emmetropie genoemd). Dit oog heeft dan geen brilsterkte nodig en wordt dus gebruikt voor veraf.
Bij het andere oog vallen de lichtstralen op afstand vóór het netvlies (myopie, bijziendheid). Hierdoor wordt een onscherp beeld waargenomen als in de verte wordt gekeken. Dit oog heeft juist wel een brilsterkte nodig bij het kijken in de verte en is bijziend. De sterkte van de bijziendheid ligt tussen ongeveer -1 en -2.5 dioptrie. Dit oog heeft echter géén brilsterkte nodig bij het dichtbij kijken en kan dan gebruikt worden voor lezen. De lichtstralen vallen dan bij het lezen namelijk wel precies op het netvlies (zie tekening rechts).
Het andere oog:
– links: de lichtstralen vallen vóór het netvlies waardoor het beeld onscherp wordt in de verte
– rechts: hetzelfde oog waarbij de lichtstralen wel op het netvlies vallen bij het lezen en geeft een scherp beeld
De ogen worden afwisselend gebruikt voor het veraf en dichtbij kijken. Het ene, dominante, oog ziet dus scherp op afstand, maar wazig dichtbij. Het andere oog ziet scherp dichtbij, maar wazig veraf. Aan het einde van de folder vindt u een animatiefilm over monovision (zie animatie)
3. Monovisie bij contactlens gebruik
Men kan bij een verschil in contactlenssterkte ook monovisie opwekken. De ene contactlens zorgt ervoor dat het oog dichtbij kijkt. De andere contactlens zorgt voor een beter zicht op afstand
4. Monovisie na refractiechirurgie
Monovisie kan van nature al aanwezig zijn maar kan ook een behandelingsstrategie zijn om de presbyopie (ouderdomsverziendheid) te compenseren.
Monovisie kan verkregen worden door een refractiechirurgische behandeling. Bij refractiechirurgie kan het hoornvlies afgevlakt worden waardoor het bijziend wordt. Er wordt een epitheelflapje (bij PRK) of een dun hoornvliesflapje gemaakt (bij LASIK):
Monovisie, bereikt d.m.v. refractiechirurgie, herstelt niet het accommodatievermogen maar compenseert het verlies ervan. Afhankelijk van de brilsterkte, kunnen één of beide ogen op de juiste sterkte gecorrigeerd worden dmv refractiechirurgie.
-
- Het ene oog heeft dan géén brilsterkte nodig voor het veraf zien (evt met een reststerkte van -0.25 tot -0.50 D), maar ziet wazig bij dichtbij kijken.
- Het andere (niet-dominante) oog ziet ongecorrigeerd wazig op afstand (een benodigde brilsterkte van -1.0 tot -2.0 dioptie). Maar het oog ziet dan wel goed voor dichtbij (de min-sterkte wordt dan gebruikt voor dichtbij). Een verschil in brilsterkte tussen beide ogen van >2.0 D wordt meestal niet plezierig gevonden, met name als men dat niet gewend is. Vaak wordt bij monovisie gestreefd naar een verschil in brilsterkte van -1.0 tot -1.50 D.
Er bestaat bij monovisie echter wel een anisometropie (verschil in brilsterkte tussen beide ogen) waardoor de binoculaire visus (gezichtsvermogen met beide ogen kijkend) en het dieptezien verminderd zijn. Echter, bij een ideale anisometropie (ongeveer -1.50 D) is het dieptezien nog aardig intakt (bij een brilsterkte-verschil van > 2.0 D neemt het dieptezien fors af. Patiënten die een goed gezichtsvermogen op afstand nodig hebben (bijv. chauffeurs), zijn dan ook geen goede kandidaten voor monovisie (zie op de website bij refractiechirurgie, folder “Overzicht, indeling”).
Sommige mensen vinden monovisie niet prettig kijken. Vóórdat men overgaat op een definitieve behandeling, is een test (anisometrie-tolerantie test) nodig om te bepalen of monovisie voor de patient een optie (comfortabel) is. Dit kan men testen door het tijdelijk dragen van een aangepaste bril of contactlens.
Methoden van refactiechirurgie om monovison te bereiken kunnen zijn (zie bij behorende folders):
- laserbehandeling van het hoornvlies (LASIK, PRK, LASEK) → zie ooglaseren
- CK (conductive keratoplastiek) → zie deze folder
- phakic intra-oculaire lenzen (phakic-IOL) → zie kunstlenzen in oog
5. Monovisie na staaroperaties (pseudofake monovisie)
5a. Een staaroperatie
Bij een staaroperatie wordt de eigen ooglens verwijderd en vervangen door een kunstlens. Deze kunstlens kan op sterkte gemaakt worden en deze sterkte bepaalt de mate van brilonafhankelijkheid na de operatie (kijken op afstand zonder bril of met een brilsterkte). Voor meer informatie, zie folder staaroperatie.
Bij een staaroperatie kan men ernaar streven om beide ogen op “nul” te laten uitkomen, d.w.z. dat men op afstand géén bril meer nodig heeft. Dit is de meest gangbare strategie. Echter, door het verlies van de accommodatie bij het ouder worden of na het plaatsen van een kunstlens, heeft men dan wél een leesbril nodig.
Bij een staaroperatie bestaat tegenwoordig wel ook de mogelijkheid om een multifocale kunstlens te implanteren om brilonafhankelijker te worden voor dichtbij en afstand (zie folder over multifocale lens). Maar bij staaroperaties kan ook gekozen worden voor monovisie: het éne oog krijgt een kunstlens waarmee op afstand een scherp beeld ontstaat (maar wazig dichtbij), het andere oog krijgt een kunstlens waarmee dichtbij een scherp zicht ontstaat (maar wazig veraf). De tussenliggende afstand zal altijd wat wazig blijven.
5b. Resultaten
De mate van accommodatie is afhankelijk van de leeftijd. De mate van de correctie d.m.v. laserchirurgie om monovisie te bereiken, wordt daarom bepaald door de leeftijd van de patiënt. Het gaat om het verschil in brilsterkte tussen beide ogen (sferisch equivalent genoemd). Dit getal, de target-refractie (einddoel van de brilsterkte) kan tussen het 40e en 50e levensjaar liggen tussen -0.50 en -1.25 dioptrie en tussen het 50e en 60e levensjaar tussen de -1.25 en -2.0 dioptrie.
Bij enkele studies varieerde dit verschil tussen de 1.4 en 2.3 D [JCRS 2011; 446]. In deze studie werd het verschil tussen een mulitifocale (MF) kunstlensimplantatie (n=21) vergeleken met monovisie (n=22) na een staaroperatie. De eindresultaten, wat betreft brilonafhankelijkheid, waren niet erg verschillend:
- bij het autorijden (veraf kijken) hoefde geen bril meer gedragen te worden bij 81% in de MF groep en 71% in de monovisie groep. Er waren wel meer klachten van glare (verblinding door het licht van autolampen) en halo’s (lichtkringen rondom lampen) bij de MF-groep.
- bij het lezen (dichtbij) hoefde geen bril meer gedragen te worden bij 67% in de MF groep en 77% in de monovisie groep.
- bij computer werkzaamheden (tussenliggende afstand) hoefde geen bril meer gedragen te worden bij 65% in de MF groep en 73% in de monovisie groep.
- de mate van dieptezien neemt af bij monovisie. Dieptezien is nodig als je de bijv. de trap afloopt of fijn handwerk verricht. Er waren geen evidente verschillen tussen de MF en monovisie groep. Overigens wordt het dieptezien hersteld bij correctie van de refractieafwijking (bril, lenzen).
6. Monovisie bij scheelzien (dubbelbeelden)
Bij patiënten met langdurig scheelzien (met dubbelbeelden) en met een éénzijdige of dubbelzijdige staar zou ook gekozen kunnen worden voor monovisie. Bij de tradionele monovisie, zoals hierboven beschreven, is het verschil in brilsterkte tussen beide ogen (=anisometropie) ongeveer -1.25 tot -2.0 D. Hierdoor is het zien voor dichtbij en veraf mogelijk met behoud van dieptezien.
Bij patiënten met scheelzien wil men juist het dubbele beeld en het dieptezien uitschakelen. Indien de anisometropie > 3.0 D wordt, dan is het 2e beeld erg wazig waardoor de hersenen dit beeld onderdrukt (supressie van beelden). Het ene oog wordt dan gebruikt voor veraf kijken, het andere oog voor dichtbij kijken (het dominant oog kan worden ingezet voor veraf of dichtbij, mede afhankelijk van de oogstand). Door het grote verschil in brilsterkte tussen beide ogen wordt geen dubbel beeld waargenomen (de anisometropie moet dan wel minstens 3 D zijn).
Het voordeel is dat het dubbelbeeld na de operatie niet hoeft worden opgelost met prisma’s, een leesbril of een aanvullende scheelziensoperatie [ JCRS 2012; 1346].
7. Bioptics (combinatie behandelingen)
Bij extreme bijziendheid (> -15 dioptrie) is een laserbehandeling niet mogelijk. Bij hoge bijziendheid kan het dus gewenst zijn om de voordelen van lensimplantatie en laseren te combineren. Hierbij wordt eerst de hoge brilsterkte gecorrigeerd d.m.v een kunstlensimplantatie. Hierna wordt de overgebleven refractieafwijking (brilsterkte na de eerste behandeling) nabehandeld met laser. Een laserbehandeling werkt de restafwijking als het ware nog bij (‘ fine-tunen’).
Bioptics is de naam die gebruikt wordt voor een combinatiebehandeling. Bioptics wordt dus verricht bij een technische beperking van één der behandelingen. Het is een combinatie van 2 behandelingen:
- een refractieve kunstlensimplantatie, zoals
- een PIOL (phakic intraocular lens):
- kunstlensimplantaties: Artisan/Artiflex
- contactlens implantaties (ICL)
- clear lens extraction (verwijderen van een heldere lens), RLE/Prelex
- een PIOL (phakic intraocular lens):
- een laserbehandeling (PRK, LASIK, LASEK)
7. Animatiefilm (Engels)